Bloedglucosemeter Aankoopadvies: zo kies je het juiste product
- Belangrijkste feiten
- Bloedglucosemeters bepalen het huidige bloedglucosegehalte.
- Voor de analyse wordt een klein druppeltje bloed van de vinger afgenomen.
- Zogenaamde continue bloedglucosemeters vereisen geen prik.
- Effectieve zelfregulering helpt diabetici om het dagelijks leven onder de knie te krijgen.

Bloedglucosemeters – Doeltreffende zelfcontrole
Diabetes is een stofwisselingsziekte waaraan wereldwijd meer dan 400 miljoen mensen lijden. Het leidt tot verhoogde bloedglucosespiegels. Voor een goede behandeling van de ziekte moet het bloedglucosegehalte regelmatig worden gecontroleerd, zodat de patiënt de juiste maatregelen kan nemen. Een bloedglucosemeter meet deze waarde binnen een paar seconden en slaat deze op. Op basis van de waarden kan de behandelende arts de therapie individueel aanpassen.
De term bloedsuiker verwijst naar de hoeveelheid glucose in het bloed. Onze lichaamscellen halen hun energie uit glucose. De suiker in het voedsel komt via de darmwand snel in het bloed terecht. Het hormoon insuline is verantwoordelijk voor het transport van de glucose naar de cellen waar het wordt verbruikt. Insuline verlaagt dus de bloedsuikerspiegel. Bij diabetespatiënten is de lichaamseigen insulineproductie en dus de bloedsuikerregulatie verstoord.
Typische symptomen van suikerziekte zijn een verhoogde aandrang om te plassen, vermoeidheid, gebrek aan concentratie, gezichtsstoornissen, soms ook jeuk, sterke dorst en een geeuwhonger. Onbehandelde diabetes is gevaarlijk omdat het ontstaan van andere ziekten in de hand werkt. Diabetes verhoogt het risico op hoge bloeddruk en kan ook schade toebrengen aan de ogen, het zenuwstelsel en het hart.

Het is zeer belangrijk dat diabetespatiënten regelmatig hun bloedglucosewaarden controleren om de ziekte zo goed mogelijk te behandelen. Met een bloedglucosemeter is deze controle gemakkelijk en snel uit te voeren. Met behulp van een druppel bloed bepalen de apparaten de glucoseconcentratie in het bloed. Het bloed wordt via een klein prikje in de vingertop afgenomen, op een teststrip aangebracht en door het apparaat geëvalueerd.
Diabetes type 1 en type 2
Er zijn twee vormen van diabetes bekend, waarbij type 2 veel vaker voorkomt dan type 1. Diabetes type 1 is een auto-immuunziekte die vaak op jonge leeftijd ontstaat. Bij de betrokkene vernietigt het lichaamseigen afweersysteem de insuline-producerende bètacellen van de alvleesklier. Als gevolg daarvan is er een tekort aan insuline en breekt het lichaam suiker niet meer goed af. Het insulinetekort is levenslang en daarom moeten patiënten regelmatig insuline spuiten. De oorzaken van type 1 diabetes zijn nog niet duidelijk. Wetenschappers vermoeden dat de ziekte genetisch bepaald is.
Diabetes type 2 is de meest voorkomende vorm van diabetes. Dit is niet te wijten aan een tekort aan insuline, maar aan een soort insulineresistentie: De lichaamscellen reageren slecht op het hormoon, zodat zich suiker in het bloed ophoopt. Als reactie daarop verhoogt de alvleesklier de productie van insuline. Op een gegeven moment raakt het orgaan zo uitgeput dat de insulineproductie afneemt. Dan ontstaat een insulinetekort, dat in veel gevallen alleen met insuline-injecties kan worden gecompenseerd.
Het bloedglucosegehalte
Afhankelijk van de voedselinname, verandert het suikergehalte in het bloed van de persoon. Voor de controle van de bloedsuikerwaarden is het onontbeerlijk om de aangegeven waarde correct te classificeren. Er ontstaat echter vaak verwarring bij het aangeven van de waarde, omdat er twee verschillende eenheden zijn:
- Millimol per liter (mmol/l)
- Milligram per deciliter (mg/dl)
Millimol per liter geeft het aantal suikermoleculen per liter aan, het gaat dus over de hoeveelheid van de stof. Milligram per deciliter daarentegen geeft aan hoeveel de suikerdeeltjes in een deciliter bloed wegen. Dit is dus een indicatie van het gewicht. Gebruikers moeten zich ervan bewust zijn welke eenheid hun toestel weergeeft. In Nederland wordt gewoonlijk mmol/l gebruikt.
Om te kunnen herkennen of de weergegeven waarde te hoog of te laag is, moet de gebruiker de standaardwaarden kennen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de nuchtere waarde (prepandiaal), d.w.z. na acht à tien uur zonder voedsel, en de gewone waarde na het eten (postpandiaal).
Standaardwaarde in mg/dl | Standaardwaarde in mmol/L | |
Waarde voor het eten (nuchter) | 60–100 | 3,3–5,5 |
Waarde na hat eten | 90–140 | 5,0–7,8 |
Hoe werkt een bloedglucosemeter?
De meeste meters evalueren een bloedmonster, dat gewoonlijk wordt genomen door een prik in de vingertop. Conventionele bloedglucosemeters zijn kleiner dan een smartphone en kunnen in een etui worden meegenomen. Het apparaat bestaat uit een lancet, een prikapparaat en teststrips. Het lancet is een klein stalen mesje met een plastic handvat dat wordt gebruikt om het bloedmonster te verkrijgen. Het kan worden ingebracht in een prikapparaat dat gebruik maakt van een veermechanisme om de huid gemakkelijker aan te prikken. De verkregen bloeddruppel wordt op een teststrip aangebracht, die het apparaat automatisch beoordeelt.
Welke bloedglucosemeters zijn er?
Er zijn twee soorten meettoestellen voor thuisgebruik: de gewone priktest of het inbrengen van sensoren onder de huid. De nieuwste ontwikkeling zijn niet-invasieve metingen met infrarood. Er zijn echter nog geen langetermijnstudies over de betrouwbaarheid ervan.
Invasieve priktest
Meters die de meting verrichten met behulp van een bloedmonster zijn de meest voorkomende. Zij kunnen verscheidene malen per dag worden gebruikt en vereisen een zeer kleine hoeveelheid bloed voor de chemische analyse. Het bloedmonster wordt op een teststrip geplaatst en door het apparaat afgelezen. Als ze correct worden gebruikt, geven meters met invasieve bloedafname de meest betrouwbare bloedglucosemetingen.
Bij bloedglucosemeters met priktest zijn er opnieuw twee uitvoeringen:
Er zijn meters waarvoor de gebruiker bij elke meting een nieuwe teststrip moet gebruiken. Deze apparaten zijn gemakkelijk te gebruiken en klein, maar vereisen dat de gebruikers toebehoren zoals strips, lancetten en prikpennen bij zich hebben.

Geïntegreerde bloedglucosemeters zijn een alles-in-één-oplossing. De teststrips zijn in het apparaat ingebouwd in de vorm van een cassettetrommel. Het lancet maakt ook deel uit van de behuizing. Door de installatie van het toebehoren zijn de meters iets groter. Toch zijn ze goed geschikt voor onderweg, want hier is alles wat nodig is bij de hand.
Invasieve meting met sensoren (CGM)
CGM staat voor Continuous Glucose Monitoring. Bij deze methode meet het apparaat automatisch het glucosegehalte in de weefselvloeistof van het onderhuidse vetweefsel. Daartoe wordt een kleine sensor onder de huid geïmplanteerd. Gebruikers moeten de sensor om de 5 tot 14 dagen vervangen. De sensor kan ook door medische professionals worden geïmplanteerd en vervolgens tot zes maanden onder de huid blijven. De door de sensor geregistreerde waarden worden rechtstreeks naar het aangesloten toestel gezonden. Hierdoor kunnen de waarden in real time worden gecontroleerd. De CGM is bijzonder praktisch voor mensen die hun bloedglucosespiegel zeer vaak moeten controleren.
Niet-invasieve metingen
Deze apparaten vertegenwoordigen de nieuwste ontwikkeling onder de bloedglucosemeters. Ze werken zonder bloedafname of sensoren. In plaats daarvan wordt de vinger op een infraroodsensor geplaatst. Niet-invasieve meters zijn echter nog in ontwikkeling en er zijn geen degelijke betrouwbare langetermijnstudies.
Waarop moet je letten bij de aankoop van een bloedglucosemeter
Sommige factoren zijn doorslaggevend bij de keuze van een bloedglucosemeter. Zij hebben vooral betrekking op de geschiktheid voor dagelijks gebruik. Vooral mensen die hun waarden vaak moeten meten, willen dat dit snel en betrouwbaar gebeurt.
Meetnauwkeurigheid
De nauwkeurigheid van het toestel is het belangrijkste criterium, want een meter die onnauwkeurige waarden geeft, is nutteloos. In de EU moeten alle bloedglucosecontrolesystemen voldoen aan de norm ISO 15197:2015. Volgens deze richtlijn moet bij een bloedglucosewaarde van minder dan 5,5 millimol per liter (100 milligram per deciliter) 95 procent van de gemeten waarden binnen een variatiemarge van plus of min 1,8 millimol per liter (15 milligram per deciliter) liggen. Als de bloedglucosewaarde hoger is dan 100 milligram per deciliter, is een maximale afwijking van 15 procent toegestaan.
De belangrijkste fabrikanten publiceren studies over de meetnauwkeurigheid van hun toestellen. Details van deze studies zijn opgenomen in de handleiding. De beste oplossing is om een arts een vergelijkende meting te laten doen. Dit is de meest betrouwbare manier om te bepalen hoe nauwkeurig je toestel meet.
Werking en display
Een bloedglucosemeter moet het dagelijks leven niet ingewikkelder maken, maar juist vergemakkelijken. De eenvoudige en begrijpelijke bediening van het apparaat zorgt ervoor dat er geen meetfouten optreden en dat patiënten de juiste maatregelen nemen. Gemakkelijk leesbare, duidelijke etiketten en pictogrammen dragen hiertoe bij. Een bloedglucosemeter moet een zo groot mogelijk verlicht scherm hebben, zodat de meetgegevens in alle lichtomstandigheden duidelijk kunnen worden afgelezen.

De meeste bloedglucosemeters hebben een soortgelijk ontwerp. In het midden van het display wordt het meetresultaat of, in geval van een foutieve meting, een foutcode weergegeven. De datum en tijd worden daarboven weergegeven. Een appel vertegenwoordigt een meting voor een maaltijd. Het klokhuis symboliseert een meting na een maaltijd. Het open boek wordt gebruikt om het logboek op te roepen. De apparaten hebben meestal selectietoetsen en een OK-toets, die ook wordt gebruikt om het apparaat in en uit te schakelen.
Meettijd
Voor veel diabetespatiënten speelt de snelheid waarmee het apparaat meet een belangrijke rol. Een meter die snel waarden geeft, is gemakkelijker te verenigen met het dagelijks leven. De meeste apparaten tonen de glucosewaarden enkele seconden na het inbrengen van de teststrip.
Bij CGM-apparaten met continue meting is het niet een kwestie van meettijd, maar van meetfrequentie. Het toestel bepaalt de waarden met regelmatige tussenpozen van enkele minuten en slaat ze automatisch op voor latere evaluaties.
Grootte en gewicht
Deze waarden zijn vooral belangrijk voor dagelijks gebruik. Aan de hand van de afmetingen kun je bepalen hoe je het toestel kunt opbergen of meenemen voordat je het koopt. De meeste bloedglucosemeters zijn niet groter dan een mobiele telefoon en wegen tussen 30 en 50 gram. Hoewel de geïntegreerde bloedglucosemeters geen toebehoren vereisen, zijn ze wel iets zwaarder.
Geheugen
Het opslaan van meetresultaten vergemakkelijkt de behandeling van diabetes, aangezien de waarden over een bepaalde periode kunnen worden geanalyseerd. De grootte van het geheugen is dus een doorslaggevend criterium. Een goede meter zou een geheugencapaciteit moeten hebben om ongeveer 500 metingen op te slaan.
Via een USB-interface kunnen de gegevens worden overgebracht naar een computer of smartphone. Hiermee kunnen gebruikers een elektronisch diabeteslogboek bijhouden. Veel fabrikanten bieden hiervoor een gratis app aan.
Codering
Veel van de huidige apparaten moeten nog worden “gecodeerd”. Dit is de aanpassing van het apparaat aan nieuwe teststrips. Dit is nodig om geen afwijkingen in de meting te krijgen. Daartoe moet de code op de verpakking van de teststrip in het apparaat worden ingevoerd.
Automatische codering maakt zelftesten eenvoudiger, tijdsefficiënter en veiliger. Zodra een teststrip wordt ingebracht, registreert het apparaat de nieuwe code. Dit voorkomt het risico van onjuiste of vergeten codering.
Andere functies
Deze functies gaan verder dan de basisfuncties. Ze zijn niet absoluut noodzakelijk, maar ze zijn nuttig en maken het gebruik gemakkelijker:
Veel bloedglucosemeters hebben een alarmfunctie die de gebruiker eraan herinnert een meting te verrichten.
Met sommige apparaten is het mogelijk bloedmonsters te nemen niet alleen van de vingertoppen, maar ook van andere delen van het lichaam, zoals de bovenarm. Deze functie wordt ATS (alternatieve testlocaties) genoemd.
Een USB-kabel voor gegevensoverdracht wordt vaak meegeleverd in de verpakking van het toestel. Sommige bloedglucosemeters hebben ook een draadloos netwerk of Bluetooth-functie. Hiermee kunnen meetresultaten draadloos worden overgebracht naar een pc of smartphone.
Tips voor het gebruik van bloedglucosemeters
Na een tijdje komt je vanzelf in de routine van het meten van je bloedglucosespiegel. Om te beginnen is het handig om een paar tips te onthouden. Veel gebruikers vragen zich ook af of de aankoopkosten door de ziektekostenverzekering worden gedekt.

Bronnen van fouten tijdens de meting
Voor een goede behandeling van diabetes is het van essentieel belang dat de meting tot plausibele resultaten leidt. Bij de omgang met een bloedglucosemeter zijn er echter verschillende foutenbronnen die het resultaat kunnen vervalsen. Daarom is het des te belangrijker om de operatie te oefenen met een specialist.
Een veelgemaakte fout is om het doosje met de teststrips te lang open te laten staan. Hierdoor kan vocht de strips bereiken. Het is beter om het doosje altijd onmiddellijk te sluiten nadat je de teststrip hebt verwijderd.
Het is goed om te weten dat een teststrip onbruikbaar wordt als er bloed op komt voordat het in het apparaat is geplaatst. De meeste modellen vragen pas om een bloedmonster als de teststrip goed in het apparaat is geplaatst.
Prik niet in de duim of de wijsvinger bij het nemen van de bloeddruppel, want dat zijn de belangrijkste vingers in het dagelijks leven. Veel gebruikers nemen bloed af uit de ringvinger. Vermijd prikken in het midden van de vingertop, omdat daar veel zenuwen zitten. In plaats daarvan is de rand van de vingertoppen een goede plaats om het te doen. Verwissel de vinger die je prikt regelmatig.
Probeer er geen druppel bloed uit te persen. Hierdoor lekt er celvloeistof uit, wat de meting kan vervalsen.
Wanneer het bloed op de teststrip wordt aangebracht, moet de vinger de zijkant van de strip raken, zodat deze de bloeddruppel opneemt en op de juiste wijze naar het meetveld transporteert. Houd je vinger niet van bovenaf tegen de strip, want dan kan het bloed het meetveld niet bereiken.
Veel apparaten detecteren fouten
Veel moderne apparaten zijn foutgevoelig, d.w.z. zij detecteren onjuiste handelingen en geven een foutmelding in plaats van onjuiste meetwaarden. Afhankelijk van het model geven de apparaten met duidelijke tekstinstructies precies aan waar het probleem ligt.
Wat vergoed de basisverzekering?
Iedereen die aan type 1- of type 2-diabetes lijdt, heeft bepaalde hulpmiddelen nodig voor de behandeling. De basisverzekering vergoed de kosten van maatregelen en hulpmiddelen.
Diabetici die afhankelijk zijn van insuline moeten het hormoon meerdere malen per dag toedienen en hun bloedglucosespiegel in de gaten houden. Als je insuline moet gebruiken, betaalt je basisverzekering een bloedglucosemeter en teststrips.
Diabetespatiënten die niet afhankelijk zijn van insuline, ontvangen daarentegen over het algemeen geen uitkering van de zorgverzekering, omdat in deze gevallen de doeltreffendheid van zelfcontrole van bloedglucose niet duidelijk is aangetoond.
Verbetering van de bloedsuikerspiegel
Diabetes is tegenwoordig goed te behandelen. Naast regelmatige zelfcontrole en het innemen van insuline hebben de betrokkenen nog andere manieren om hun gezondheid te verbeteren. Vooral bij diabetes type 2 spelen voeding en beweging een belangrijke rol, maar deze tips zijn ook nuttig voor patiënten met diabetes type 1:
Een evenwichtige en gezonde voeding is in principe goed voor iedereen. Patiënten met overgewicht moeten proberen hun gewicht langzaam te verminderen. Verandering van eetgewoonten zal zorgen voor een normaal gewicht op de lange termijn. Veel vezels, vers fruit, groenten en volkorenproducten vormen samen een evenwichtige voeding.
Niet alleen diabetici moeten ervoor zorgen dat ze voldoende drinken. Ten minste 1,5 liter per dag wordt aanbevolen. Idealiter zou dit water of andere ongezoete dranken moeten zijn. Diabetespatiënten kunnen ook slechts af en toe van alcohol genieten.
Lichaamsbeweging is net zo belangrijk. Niemand hoeft een topsporter te worden. Regelmatig fietsen, zwemmen, maar ook wandelen zijn voldoende. Kleine veranderingen in gewoonten kunnen hier al veel veranderen. Laat de auto thuis en loop of neem de trap in plaats van de lift.
Slaapstoornissen en slaapgebrek hebben een negatief effect op de insulinesecretie en de bloedsuikerspiegel. Dus zorg ervoor dat je genoeg slaap krijgt. Zorg er ook voor dat je elke dag kleine time-outs neemt.
Roken beschadigt het lichaam op vele manieren. Van nicotine en andere stoffen in sigaretten wordt verondersteld dat zij een schadelijk effect hebben op de insulineactiviteit.
Afbeelding 1: © FinalCheck | Afbeelding 2: © Goffkein / stock.adobe.com | Afbeelding 3: © Jürgen Fälchle / stock.adobe.com | Afbeelding 4: © FinalCheck | Afbeelding 5: © Mike / stock.adobe.com